-
1 emmerder
emmerder [ãmerdee]〈 vulgair〉♦voorbeelden:3 je l'emmerde • hij kan me wat, hij kan de pot opje les emmerde • ze kunnen barstenêtre salement emmerdé avec qc. • lelijk in zijn maag met iets zitten1 zich stierlijk, kapot vervelen♦voorbeelden: -
2 assommer
assommer [aasommee]〈 werkwoord〉1 (dood)slaan ⇒ afmaken, neerslaan2 vervelen ⇒ vermoeien, lastig vallen♦voorbeelden:être assommé par des arguments • overstelpt worden met argumentense faire assommer par la police • klappen krijgen van de politiev1) (dood)slaan, neerslaan2) overbluffen -
3 empoisonner
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский